In de loop van de jaren kwamen steeds meer verhalen op me af.
Vooral het straffe verhaal van Ota Benga, een Mbuti pygmee uit Congo die met de dominee dr. Samuel Phillips Verner naar de US gereisd was om er tentoongesteld te worden in de Saint Louis Fair van 1904.
Phillips Verner Bradford, historicus en kleinzoon van de dominee-ontdekkingsreiziger, schreef het boek ‘Ota Benga, the pygmee in the zoo. One man’s degradation in Turn-of-the-Century Amerika,’ waarin hij in de archieven dook om het wedervaren van Ota Benga te achterhalen. Het verhaal is verbazingwekkend.
Ota Benga ving de reis aan nadat zijn familie was uitgemoord door de Forces Publiques. Verner kocht hem vrij van slavenhandelaren. Ota ontpopte zich snel tot leider en tot vriend van Verner. Ota Benga liet op de St Louis Fair voor 5 cent zijn puntige tanden zien. Na de Wereldtentoonstelling keerde Ota Benga met Verner en de andere pygmeeën (van een andere stam, de Batwa) terug naar Congo. Later verkoos hij met Verner terug naar Amerika te gaan. Hij kreeg kost en inwoon in het New Yorkse Museum of Natural History tot hij een stoel naar iemands hoofd gooide. Daarop werd hij overgebracht naar de Bronx Zoo, waar hij in het apenhuis logeerde, met pijl en boog schoot en zich beste maatjes toonde met een kleine Oerang-oetang. Door luide protesten moest de zoo hem laten gaan. Verner zat zelf op zwart zaad en vond Ota een plek in een weeshuis-kostschool. Ota leerde er Engels en kreeg een kostuum en kapjes over zijn gepunte tanden. Later nam hij een job aan als succesvol tabaksplukker en begon een terugkeer naar Afrika te plannen. De eerste wereldoorlog maakte die terugkeer onmogelijk. Ota Benga werd erg ongelukkig. Op 20 maart 1916 stak hij een ritueel vuur aan, wrikte de kapjes van zijn tanden en schoot zich in het hart.
Toen ik het boek over Ota Benga eindelijk vond in de Strand Book Store in New York was ik de gelukkigste mens. Je moet daar niet mee lachen, het was 2001, Amazon was nog niet zo uitgebreid, ik had al mijn hoop op de fameuze Strand gericht.
Ota Benga wordt in alle bronnen als een eerder goedgemutste jonge man beschreven.
Eén detail echter is ronduit spookachtig in het licht van het ‘De neger staat in de kast’–verhaal:
‘He (Ota Benga) had an image of himself stuffed, behind glass, but somehow still alive, crouching over a fake campfire, feeding meat to a lifeless child.'(p166)
Het lijkt wel alsof hij het verhaal van ‘De neger in de kast’ kende, of er op éen of andere manier mee connecteerde. Misschien niet zo vreemd; het beeld kwam tot hem in de periode dat hij opgesloten zat in het Natuurhistorisch museum.
Het hoofdstuk over de Saint Louis Fair maakt me attent op het gegeven dat de tentoongestelden op zich een gemeenschap hebben gevormd. Ota Benga raakte er bijvoorbeeld bevriend met Geronimo, de tentoongestelde indianenleider, die er pijlpunten, foto’s en handtekeningen verkocht aan de bezoekers. Hij gaf Ota Benga een pijlpunt cadeau.
Jammer genoeg weten we bijzonder weinig over deze vriendschappen. De tentoongestelden hebben hun belevenissen niet opgeschreven. Geronimo zelf beschrijft enkele shows, maar niks over Ota Benga. Ik zou heel graag weten hoe het er was van binnenuit.